Armeense Kwestie

Armeense kwestie De geschiedenis van de Armenen in de Ottomaanse rijk voert terug naar 1071, het jaar waarin de Armeniërs onder het gezag van de Sjeldjoeken kwamen. Hoewel de Armeniërs van veel vrijheid genoten onder de Sjeldjoeken, bereikte het pas zijn hoogtepunt onder het gezag van Fatih Sultan Mehmet, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd. Fatih Sultan Mehmet, had een verklaring afgegeven aan de Armeniërs dat de oprichting van de Armeense Patriarch mogelijk maakte. Dit betekende dat de Patriarch bevoegd was om geld te verzamelen, huwelijken te voltrekken en gevangenisstraffen uit te delen onder de Armeniërs. Tot het einde van de negentiende eeuw maakten de Armeniërs een gouden periode door. Ze waren vrijgesteld van dienstplicht en gedeeltelijk vrijgesteld van belasting. Ze vormden een welvarende laag van de bevolking. Ook hebben ze de kans gekregen om hoge functies te bekleden in handel, ambachten en zelfs in het bestuur van het Ottomaans rijk. - ermeni terror
Armeense kwestie De geschiedenis van de Armenen in de Ottomaanse rijk voert terug naar 1071, het jaar waarin de Armeniërs onder het gezag van de Sjeldjoeken kwamen. Hoewel de Armeniërs van veel vrijheid genoten onder de Sjeldjoeken, bereikte het pas zijn hoogtepunt onder het gezag van Fatih Sultan Mehmet, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd. Fatih Sultan Mehmet, had een verklaring afgegeven aan de Armeniërs dat de oprichting van de Armeense Patriarch mogelijk maakte. Dit betekende dat de Patriarch bevoegd was om geld te verzamelen, huwelijken te voltrekken en gevangenisstraffen uit te delen onder de Armeniërs. Tot het einde van de negentiende eeuw maakten de Armeniërs een gouden periode door. Ze waren vrijgesteld van dienstplicht en gedeeltelijk vrijgesteld van belasting. Ze vormden een welvarende laag van de bevolking. Ook hebben ze de kans gekregen om hoge functies te bekleden in handel, ambachten en zelfs in het bestuur van het Ottomaans rijk. - Armeense Kwestie4

VRAAG 4

HEBBEN DE TURKEN VANAF 1890 INDERDAAD GETRACHT DE ARMENIERS UIT TE ROEIEN?

Over het algemeen wordt aangenomen dat de zogenaamde “Armeense kwestie” is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw. Men hoeft maar te kijken naar de Russisch-­Turkse oorlog (1877-78) en het Congres van Berlijn (1878), waarbij een eind kwam aan de oorlog en de opkomst van deze kwestie werd aangeduid als een probleem in Europa. Om te weten hoe dit probleem is ontstaan moet men echter teruggaan naar de Russische activiteiten in het Oosten die begonnen omstreeks 1820. Het Tsaristische Rusland begon haar rijk uit te breiden naar Centraal Azië, in de richting van de Chinese grenzen en de Grote Oceaan, waarbij zij verschillende Turkse volkeren onder de voet liepen. De Russische ambities leidden ook zuidwaarts toen de Tsaar trachtte het Ottomaanse rijk onder zijn controle te brengen zodat zijn ingesloten rijk zich zou uitstrekken van de Middellandse Zee tot de Grote Oceaan. Als een essentieel element van deze ambitie trachtte Rusland de macht van het Ottomaanse Rijk van binnenuit te ondermijnen door het nationalisme van de onder de Sultan levende Christenen aan te wakkeren en in het bijzonder bij degenen met wie zij een gemeenschappelijk orthodox erfgoed deelden t.w. de Grieken, de Slaven op de Balkan en de Armeniërs.

Terwijl Russische agenten het vuur voor de Griekse Revolutie ontstaken en het Pan-Slavisme in Servië en Bulgarije aanwakkerden, gingen anderen naar de Kaukasus om de Russische invloed op de Catholicos van de Armeens Gregoriaanse kerk van Echmiadzin, waarmee de meeste Ottomaanse Gregorianen een sterke emotionele binding hadden, veilig te stellen. De Russen gebruikten de rivaliteit die bestond tussen Catholicos en de Patriarch van Istanboel om zijn steun te verwerven, met als resultaat dat Catholicos Nerses Aratarakes persoonlijk een macht van 60.000 Armeniërs leidde ter ondersteuning van het Russische leger dat tegen Perzië vocht in de Kaukasus in 1827-1828 gedurende welk proces het merendeel van de Perzische bezittingen in de Kaukasus in beslag werden genomen, inclusief de gebieden waar de Armeniërs woonden. Deze nieuwe Russische aanwezigheid langs de grenzen van Oost Anatolië, gecombineerd met de steun van Catholicos, stelde hen in staat hun invloed onder de Armeniërs in het Ottomaanse Rijk uit te breiden. De Russische druk op de Patriarch in Istanboel resulteerde in het feit dat vanaf 1844 deze laatste de naam van Catholicos opnam in zijn gebeden,waardoor diens invloed op de Ottomaanse Armeniërs ten gunste van Rusland in de jaren daarna nog meer toenam. De meeste Ottomaanse Armeniërs waren echter zo tevreden met hun situatie in het rijk van de Sultan dat zij door deze Russische propaganda niet serieus beïnvloed werden, maar er waren er ook die naar het Russische Armenië emigreerden om de Russen te steunen in hun pogingen om de stabiliteit en de macht van het Ottomaanse Rijk te ondermijnen. Het land dat zij achterlieten werd aan de Moslims gegeven die het Ottomaanse Rijk binnenstroomden op de vlucht voor vervolging in Rusland en Oost Europa. Dit leidde tot ernstige geschillen over land toen vele van de Armeense emigranten, of hun afstammelingen, niet gelukkig met het leven in Rusland, tussen de jaren 1880 en 1890 terugkeerden in het Ottomaanse Rijk.

De Russen waren niet de enige buitenlandse mogendheid die de Ottomaanse Christenen wilden beschermen. Engeland en Frankrijk financierden missionaire activiteiten die vele Armeniërs bekeerden tot het Protestantisme en Katholicisme, wat leidde tot de vorming van een Armeense katholieke Kerk in Istanboel in 1830 en een protestantse in 1847. Deze ontwikkelingen waren echter niet direct gerelateerd aan de ontwikkeling van de “Armeense kwestie”, alleen misschien als een aanwijzing voor het groeiende ongenoegen over de Gregoriaanse Kerk die de Russen in hun eigen voordeel trachtten te gebruiken. 

Armeense kwestie De geschiedenis van de Armenen in de Ottomaanse rijk voert terug naar 1071, het jaar waarin de Armeniërs onder het gezag van de Sjeldjoeken kwamen. Hoewel de Armeniërs van veel vrijheid genoten onder de Sjeldjoeken, bereikte het pas zijn hoogtepunt onder het gezag van Fatih Sultan Mehmet, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd. Fatih Sultan Mehmet, had een verklaring afgegeven aan de Armeniërs dat de oprichting van de Armeense Patriarch mogelijk maakte. Dit betekende dat de Patriarch bevoegd was om geld te verzamelen, huwelijken te voltrekken en gevangenisstraffen uit te delen onder de Armeniërs. Tot het einde van de negentiende eeuw maakten de Armeniërs een gouden periode door. Ze waren vrijgesteld van dienstplicht en gedeeltelijk vrijgesteld van belasting. Ze vormden een welvarende laag van de bevolking. Ook hebben ze de kans gekregen om hoge functies te bekleden in handel, ambachten en zelfs in het bestuur van het Ottomaans rijk. - Armeense Kwestie12

Anderzijds was de ‘Proclamatie van de Hervorming’ in 1856 van groot belang. Terwijl de afzonderlijke millets en kerken en de instituten die zij in stand hielden niet werden afgeschaft, vaardigde de Ottomaanse regering nieuwe regels uit die voor alle onderdanen, ongeacht hun religieuze overtuiging, gelijk waren, dit om een eind te maken aan alle privileges en onderscheid op grond van godsdienst. Zo werd ook het verzoek gericht aan de millets om hun interne regelgeving aan te passen voor dit doel. Wat de Armeniërs betreft kwam dit neer op de Armeense Millet Regelgeving, opgesteld door het Patriarchaat en ingevoerd door de Ottomaanse regering op 29 maart 1862. Van bijzonder belang was de nieuwe regeling waarmee de Armeense millet onder het beheer van een raad van 140 leden werd gesteld, waaronder slechts 20 geestelijken van het Patriarchaat in Istanboel, 80 wereldlijke vertegenwoordigers, gekozen uit de gemeenschap van Istanboel, en 40 leden uit de provincies. De Proclamatie van de Hervorming in 1856 leidde tot een vergrootte belangstelling van Engeland en Frankrijk voor de Armeniërs, waardoor de interesse van Rusland voor deze etnische groep nog intensiever werd. Hun ongerustheid was meer gebaseerd op hun eigen imperialistische belangen dan op hun affectie voor de Armeniërs. Rusland trachtte nu Armeense steun te krijgen om de Ottomaanse Staat te ondermijnen en te verwoesten met de belofte dat zij in Oost Anatolië een “Groter Armenië” zou stichten, dat een veel groter gebied tussen de Zwarte Zee en de Middellandse Zee zou beslaan dan de Armeniërs in het verleden ooit hadden overheerst of bezeten.

‘Tegen deze achtergrond maakte de Ottomaans-Russische Oorlog (1877-1878) dat de Armeense Droom van Onafhankelijkheid met hulp van de Russen en onder Russische begeleiding tastbaarder werd. Tegen het einde van de oorlog kwam Nerses Varjabedian, de Armeense Patriarch van Istanboel, via de Catholicos van Echmiadzin in contact met de Russiche Tsaar en verzocht hem het door de Russen in Oost Anatolië bezette gebied niet aan de Ottomanen terug te geven. Meteen na de oorlog bezocht de Patriarch het Russische kamp, dat toen in San Stephano, even buiten Istanboel, was gelegerd. In een onderhoud met de Russische Commandant, de Groothertog Nicolaas, verzocht hij om annexatie van heel Oost Anatolië door Rusland en de vestiging aldaar van een autonome Armeense staat, zoals het regime dat toen bestond in Bulgarije, of, als dit niet mogelijk was en het gebied in kwestie aan de Ottomanen moest worden teruggegeven, dan zouden de Russische troepen niet moeten worden teruggetrokken totdat er veranderingen ten gunste van de Armeniërs waren doorgevoerd in deze provincies waar het overheids- en administratieve beleid en regelgeving betrof. (7) De Russen stemden in met het laatstgenoemde voorstel, dat als Artikel 16 werd opgenomen in het Verdrag van San Stephano. Zelfs tijdens de onderhandelingen in San Stephano, echter, deden de Armeense officieren in het Russische leger hun uiterste best onrust te zaaien onder de Ottomaanse Armeniërs door druk op hen uit te oefenen om “voor zichzelf dezelfde soort onafhankelijkheid te bewerkstelligen als de Christenen op de Balkan”. Deze oproep liet zijn invloed flink gelden onder de Armeniërs in Oost Anatolië, ook lang nadat de Russische troepen waren teruggetrokken.

Het Verdrag van San Stephano betekende echter niet het definitieve einde van de Russisch-Turkse oorlog. Engeland vreesde terecht dat de voorzieningen voor een Groter Armenië in het oosten onvermijdelijk zouden leiden tot een Russische hegemonie in dat gebied, maar ook, wat nog veel gevaarlijker was, in het Ottomaanse Rijk, en dat zodoende een “Groter Armenië”, dat zich uitstrekte tot de Perzische Golf en de Indische Oceaan, gemakkelijk een bedreiging kon vormen voor de Engelse bezittingen in India. In ruil voor een Ottomaanse instemming met een Britse bezetting van Cyprus, beloofde Engeland welke Russische dreiging dan ook in Oost Anatolië te bezweren en haar invloed aan te wenden in Europa om de voorzieningen van San Stephano ongedaan te maken. Daartoe organiseerde Engeland het Congres van Berlijn. Als resultaat van deze onderhandelingen werd Rusland gedwongen zich uit geheel Oost Anatolië terug te trekken met uitzondering van de districten Kars, Ardahan en Batum, en de Ottomanen beloofden institutionele hervormingen door te voeren in de oosterse provincies waar de Armeniërs leefden onder de garantie van de vijf Europese machten die het verdrag ondertekend hadden. Sedert die tijd beschouwde vooral Engeland de “Armeense Kwestie” als haar eigen probleem, en kwam regelmatig tussenbeide om een oplossing te realiseren naar haar eigen idee. 

Een door het Patriarchaat van Istanboel afgevaardigde commissie woonde het Congres van Berlijn bij, maar het was zo ontevreden met het uiteindelijke verdrag en de weigering van de Grootmachten om aan haar verzoeken te voldoen, dat het terugkeerde naar Istanboel met het gevoel dat “zonder strijd en revolutie niets kon worden bereikt”.(8) Ook Rusland keerde terug van het Congres zonder haar voornaamste doelstellingen te hebben verwezenlijkt. Zowel Griekenland als Bulgarije bleven onder Engelse invloed. Daarom trachtte het opnieuw uit alle macht om controle over Oost Anatolië te verkrijgen waarbij zij opnieuw de Armeniërs trachtte te gebruiken als het voornaamste instrument in dit streven. Deze keer, echter, werd Rusland tegengewerkt door de Britten, die ook invloed wilden en poogden de Armeniërs te gebruiken door hun nationalistische gevoelens te stimuleren, ofschoon in dit opzicht, in de woorden van de Franse schrijver René Pinon, die in feite bekend is om zijn pro-Armeense houding: “Een Armenië in Britse handen een politiebureau zou zijn tegen de Russische agressie“. Maar ongeacht of er nu sprake was van Russische of Britse invloed, de Armeniërs werden gebruikt als pionnen voor het verwezenlijken van imperialistische ambities ten koste van het Ottomaanse Rijk.

Het waren de Britse Premier Benjamin Disraeli en de conservatieven die de Ottomaanse integriteit hadden verdedigd tegen de Russische expansie op het Congres van Berlijn. Toen echter William Gladstone en de Liberalen in 1880 aan de macht kwamen, veranderde de Britse politiek ten opzichte van de Ottomanen drastisch in een politiek die de Britse belangen wilde beschermen door een verbrokkeling van het Ottomaanse Rijk te bewerkstelligen en in plaats daarvan kleine vredelievende staatjes onder Britse invloed te vormen, waarvan Armenië er een zou moeten worden. In verband met deze politiek werd de Russische pers nu aangemoedigd om aan Oost Anatolië te refereren als ‘Armenië’; overal in het gebied werden Britse Consulaten geopend om de mogelijkheid te scheppen voor contacten met de plaatselijke christelijke bevolking; het aantal protestantse missionarissen dat naar het oosten werd gezonden werd flink verhoogd; en in Londen werd een Anglo-Armeens Vriendschap Comité gevormd teneinde de publieke opinie te beïnvloeden en om steun te winnen voor deze nieuwe poging. De manier waarop Rusland en Groot Britannië de Armeniërs gebruikten als een middel om hun eigen ambities te verwezenlijken is door vele Armeniërs en andere buitenlandse bronnen gedocumenteerd.

Zo rapporteerde de Franse Ambassadeur in Istanboel in 1894 aan de Quai d’Orsay:

Gladstone organiseert de ontevreden Armeniërs, stelt ze onder discipline en belooft hen hulp, en op voorstel van het propaganda comité staat hij velen van hen toe zich in Londen te vestigen“. Edgar Granville gaf als commentaar dat er “geen Armeense beweging in het Ottomaanse Rijk was voor de Russen hen daartoe aanzetten. Onschuldige mensen zullen het slachtoffer worden van deze droom van een Groter Armenië onder bescherming van de Tsaar“, en “de Armeense beweging heeft als doel Oost Anatolië aan Rusland te koppelen“. De Armeense schrijver Kaprielian verklaarde trots in zijn boek “De Armeense Crisis en Wedergeboorte”, dat “de revolutionaire belofte en inspiraties aan Rusland te wijten waren“. In haar editie van 28 juni 1918 zegt de Hairenik, het dagblad van de Dashnak, dat “het ontwaken van de revolutionaire geest onder de Armeniërs in Turkije het gevolg was van Russische stimulatie”.

De Armeense Patriarch Horen Ashikian schreef in zijn “Geschiedenis van Armenië“:
De protestantse missionarissen, in grote getalen verdeeld over verschillende plaatsen in Turkije, maakten propaganda ten gunste van Engeland en spoorden de Armeniërs aan in hun verlangen naar autonomie onder Britse bescherming. De scholen die zij stichtten waren de bakermat van hun geheime plannen“. En de Armeense religieuze leider Hrant Vartabed schreef dat “de vestiging van protestante gemeenschappen op Ottomaans grondgebied en hun bescherming door Engeland en de Verenigde Staten aantonen dat zij niet aarzelden om zelfs de meest verheven gevoelens van het Westen, de religieuze sentimenten, te exploiteren om beschaving te brengen“, terwijl hij verder ook zegt dat de Catholicos van Echmiadzin, Kevork V, een werktuig was van de Russische Tsaar en dat hij de Armeniërs van Anatolië bedroog. (9) 

Om deze politiek te verwezenlijken, werden er vanaf 1880 een aantal Armeense revolutionaire bewegingen opgericht in Oost Anatolië, het Zwarte Kruis, Armeense bewegingen in Van en de Nationale Garde in Erzurum. Deze bewegingen hadden echter slechts weinig invloed, omdat de Armeniërs in het Ottomaanse Rijk nog steeds in vrede en voorspoed leefden en geen echte klachten hadden met betrekking tot de Ottomaanse overheid. Na verloop van tijd werden deze en andere Armeense bewegingen binnen het Rijk inactief en stopten hun activiteiten. Daarom centraliseerden de Armeense nationalisten hun organisaties buiten het Ottomaanse grondgebied, en richtten in 1887 in Genève het Hunchak Comité op en in 1890 het Dashnak Comité in Tiflis. Beide groepen verklaarden dat hun uiteindelijke doel was “de bevrijding” van het Ottomaanse juk in de gebieden van Oost Anatolië en van de Ottomaanse Armeniërs. 

Volgens Louise Nalbandian, een belangrijke Armeense onderzoekster van de Armeense propaganda, was het Hunchak programma als volgt:

“Agitatie en terreur waren nodig om de geest van de mensen op te zwepen. De mensen moesten ook worden aangespoord tegen hun vijanden en moesten “profiteren” van vergeldingsacties van diezelfde vijanden. In het Hunchak programma moest terreur worden gebruikt als een methode om de mensen te beschermen en hun vertrouwen te winnen. De beweging had tot doel de Ottomaanse regering te terroriseren en zo bij te dragen aan het verlagen van het prestige van het regime en om zodoende een complete desintegratie te bewerkstelligen. De regering was niet het enige doelwit van terroristische acties. De Hunchaks wilden de gevaarlijkste Armeniërs en Turken, die toen voor de regering werkten, ombrengen evenals alle spionnen en informanten. Om hen te helpen deze terroristische acties uit te voeren, richtte de partij een speciale afdeling op die deze terreurdaden diende uit te voeren. Het meest geschikte moment voor het opzetten van een algemene rebellie om hun doelen te verwezenlijken was op het moment dat Turkije in een oorlog verwikkeld was.”(l0)

K.S. Papazian schreef over de Dashnak Beweging:

“Het doel van de A.R. Federatie (Dashnak Beweging) is politieke en economische vrijheid te verwezenlijken in een Turks Armenië, door middel van een opstand  en terrorisme is, van het begin af aan, door het Dashnak Comité in de Kaukasus aangenomen als de politiek of methode om haar
doelen te verwezenlijken. Onder het hoofd “Middelen” in hun in 1892 aangenomen programma,
staat: De Armeense Revolutionaire Federatie (Dashnak) organiseert revolutionaire groeperingen teneinde haar doel te verwezenlijken door rebellie. Methode no. 8 is als volgt: Gevechten uitlokken, en overheidsfunctionarissen en verraders bloot te stellen aan terrorisme… Methode nr. 11 is: De overheidsinstellingen blootstellen aan destructie en plundering.”(11)

Dr. Jean Loris-Melitoff, een van de stichters en theoretici achter de Dashnak beweging:

De realiteit is dat de beweging (het Dashnak Comité) wordt geleid door een oligarchie, voor wie de specifieke partijbelangen voor die van het volk of de natie komen. Zij (de Dashnaks) zamelden geld in onder de gegoede burgerij en de grote ondernemers. En toen deze bronnen tenslotte waren uitgeput, namen zij hun toevlucht tot terrorisme, naar de stelling van de Russische revolutionairen dat het doel de middelen heiligt.” (12)

Dezelfde politiek werd beschreven door de Dashnak theoreticus Varandian in De Geschiedenis van de Dashnak Beweging (Parijs, 1932).

Zoals Armeense schrijvers zelf openlijk hebben toegegeven, was het doel van hun revolutionaire groeperingen om de revolutie aan te wakkeren, en hun methode was de terreur. Zij lieten geen tijd verloren gaan om hun programma uit te voeren, binnen korte tijd lokten zij een aantal opstanden uit, waarbij de Hunchaks het voortouw namen, en na hen volgden de Dashnaks, na eerst hun plannen en de organisatie ervan buiten het Ottomaanse Rijk te hebben voorbereid alvorens ze binnen de grenzen van het Rijk van de Sultan uit te voeren. 

De eerste opstand begon in Erzurum in 1890. Deze werd gevolgd door rellen in Kumkapi in Istanboel in hetzelfde jaar. Daarna volgden opstanden in Kayseri, Yozgat, Çorum en Merzifon in 1892-1893; in Samsun in 1894; de Zeytun opstand in 1895; de Armeense aanval op de Hoge Porte, de opstand in Van en het bezetten van de Ottoman Bank in Istanboel in 1896; de tweede Samsun opstand in 1903; een poging tot moord op Sultan Abdulhamid II in 1905; en de opstand in Adana in 1909. Al deze opstanden en rellen werden door de Armeense revolutionaire groeperingen in Europa en Amerika gepresenteerd als het vermoorden van Armeniërs door de Turken, en dit soort propaganda was aanleiding voor grote commotie onder de christelijke volkeren. De missionarissen en de consulaire vertegenwoordigers, door de Grootmachten naar Anatolië gestuurd, speelden een grote rol in het verspreiden van deze propaganda in de westerse pers. Aldus verwezenlijkten zij de doelstellingen van de westerse machten om de publieke opinie tegen de Moslims en Turken te keren om zo steun te verkrijgen om een einde te maken aan het Ottomaanse Rijk.

Er waren veel eerlijke westerse diplomaten en consulaire vertegenwoordigers die rapporteerden dat wat er eigenlijk gebeurde was dat het de Armeense revolutionaire groeperingen waren die de opstanden, de slachtingen en moordpartijen aanrichtten om zo een Europese interventie ten gunste van hen zeker te stellen.

In 1876 schreef de Britse Ambassadeur in Istanbul dat de Armeense Patriarch tegen hem had gezegd:

Als revolutie nodig is om de aandacht van Europa te trekken en interventie te realiseren, dan kan dat gemakkelijk gedaan worden.” (13)

Op 28 maart 1894 schreef de Britse Ambassadeur in Istanbul, Curie, het volgende aan zijn Ministerie van Buitenlandse Zaken: “Het doel van van de Armeense revolutionairen is om onrust te zaaien om zo een reactie van de Osmanen uit te lokken op dit geweld en zo de vreemde mogendheden er toe te bewegen tussenbeide te komen.“(14)

Op 28 januari 1895 rapporteerde de Britse Consul in Erzurum, Graves, aan de Britse Ambassadeur in Istanboel: “Het doel van de revolutionaire comités is het algemene ongenoegen aan te wakkeren en een gewelddadige reactie uit te lokken van de zijde van de Turkse regering en het Turkse volk, teneinde de aandacht te trekken van de vreemde mogendheden voor het zogenaamde lijden van het Armeense volk, en hen ertoe te brengen om de situatie te corrigeren.“(15)

Op de vraag van Sydney Whitman, reporter van de New York Herald:

Als er geen Armeense revolutionairen naar dit land gekomen waren, als zij de Armeense revolutie niet hadden aangewakkerd, zouden deze gevechten dan hebben plaats gehad?”, antwoordde Graves: “Natuurlijk niet. Ik betwijfel of er dan ook zelfs maar één slachtoffer ander de Armeniërs zou zijn gevallen.“(l6)
 

De Britse Vice-consul Williams schreef op 4 maart 1896 uit Van:

De Dashnaks en Hunchaks hebben hun eigen landgenoten geterroriseerd en de Moslims met hun diefstallen en onmenselijke daden in opstand gebracht, en alle pogingen tot hervormingen te komen lamgelegd; voor alles wat er in Anatolië is gebeurd ligt de verantwoordelijkheid bij de Armeense revolutionaire comités die deze misdaden hebben gepleegd.” (17)

De Britse Consul-Generaal in Adana, Doughty Wily, schreef in 1909:

De Armeniërs trachtten een buitenlandse interventie te bewerkstelligen“. (18)

De Russische Consul-generaal in Bitlis en Van, Generaal Mayewski, rapporteerde in 1912:

In 1895 en 1896 hebben de Armeense revolutionaire comités onder de Armeniërs en de inheemse bevolking zoveel achterdocht geschapen, dat het onmogelijk is geworden om welke hervorming dan ook uit te voeren in deze gebieden. De Armeense priesters gaven geen aandacht aan godsdienst onderwijs, maar concentreerden zich in plaats daarvan op het verspreiden van teksten met hun nationalistische ideeën, die werden opgehangen aan de muren van kloosters, en in plaats van zich op hun godsdienstige taak te concentreren trachtten zij de Christenen tegen de Moslims op te zetten. De opstanden die in vele provincies van Turkije in 1895 en 1896 uitbraken, werden veroorzaakt noch door de grote armoede in de Armeense dorpen noch door aanvallen van Moslims. In feite waren deze dorpelingen veel rijker en welvarender dan hun buren. De Armeense opstanden hadden drie oorzaken:
 

1. Hun toenemende ervaring in politieke onderwerpen

2. Het verspreiden van ideeën over nationaliteit, vrijheid en onafhankelijkheid binnen de Armeense gemeenschap

3. Steun voor deze ideeën van westerse regeringen en aanmoediging daarvan door de inspanningen van Armeense priesters.”(l9)

In een ander rapport van december 1912, schrijft Mayewski:

De revolutionaire Dashnak beweging tracht een situatie te creëren waarin Moslims en Armeniërs elkaar aanvallen, om zo een Russische interventie mogelijk te maken.“(20)

Uiteindelijk geeft de Dashnak theoreticus Varandian toe dat de beweging “een Europese interventie zeker wilde stellen” (21), terwijl Papazian verklaarde dat “het doel van de opstanden was te garanderen dat de Europese machten zich zouden bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van het Ottomaanse Rijk” (22). Bij elk van hun gewapende opstanden hebben de Armeense terroristen comités altijd gepropageerd dat de Europese interventie onmiddellijk zou volgen. Enkele van de comitéleden geloofden zelfs in hun eigen propaganda. Tijdens de bezetting van de Ottoman Bank in Istanbul, pleegde de Armeense terrorist Armen Aknomi zelfmoord na wanhopig te hebben gewacht op de komst van de Britse vloot. Het moge dus duidelijk zijn dat de basis voor de Armeense opstanden niet armoede was, noch onderdrukking of het verlangen naar hervormingen; het was eenvoudig het resultaat van een gezamenlijke poging van de Armeense revolutionaire comités en de Armeense Kerk, in samenwerking met de Westerse mogendheden en Rusland, om zo de basis te leggen voor de val van het Ottomaanse Rijk.

In reactie op deze opstanden, deden de Osmanen wat andere staten in dezelfde omstandigheden gedaan zouden hebben namelijk het zenden van troepen tegen de rebellen om de orde te herstellen en hierin slaagden zij veelal heel snel omdat slechts weinigen onder de Armeense bevolking de rebellen of de revolutionaire bewegingen steunden of hielpen. Voor de pers en de bevolking van Europa echter, opgehitst door de verhalen van de missionarissen en de revolutionaire bewegingen zelf, werd elk herstel van de orde door de Osmanen automatisch beschouwd als een “slachting van de Christenen” en werden de beschuldigingen van de Christenen tegen de Moslims blindelings geloofd, daarbij voorbijgaand aan de slachting van duizenden Moslims. In vele gevallen kwamen de Europese staten niet alleen tussenbeide om te voorkomen dat de Osmanen de orde zouden herstellen, maar ook om de vrijlating te bewerkstelligen van vele gevangen genomen terroristen, waaronder ook degenen die betrokken waren geweest bij de opstand in Zeytun, de bezetting van de Ottoman Bank en de moordaanslag op Sultan Abdulhamid. Terwijl de meeste van hen uit het Ottomaanse Rijk werden verdreven duurde het niet lang voor zij, met behulp van hun Europese financiers, met valse paspoorten en andere documenten naar het Ottomaanse Rijk konden terugkeren om hun terroristische activiteiten te hervatten. Wat de eisen van de Armeense revolutionaire bewegingen en de ambities van de imperialistische machten in Europa ook waren, er was een belangrijke factor die zij eenvoudig niet over het hoofd konden zien. De Armeniërs vormden slechts een uitermate klein onderdeel van de bevolking in de gebieden die zij voor zichzelf opeisten, namelijk de zes oosterse districten geclaimd als “historisch Armenië” (Erzurum, Bitlis, Van, Elazig, Diyarbakir en Sivas), de twee provincies die het zogenaamde “Armeensche Cilicië” vormden (Aleppo en Adana) en tenslotte Trabzon dat later werd opgeëist omdat het een uitgang naar de Zwarte Zee had. Zelfs het Franse Gele Boek, die onder de westerse bronnen de hoogste Armeense bevolkingscijfers geeft, toonde aan dat zij een aanzienlijke minderheid waren:      

RegioTotale BevolkingGregoriaans Armeense Bevolking% van het Totaal
Erzurum645.702134.96720,90
Bitlis398.625131.39032,96
Van430.00080.79818,79
Elazig578.81469.71812,04
Diyarbakir471.46279.12916,78
Sivas1.086.015170.43315,68
Adana403.539      97.450
 24,14
Aleppa995.75837.999       3,81
Trabzon1.047.700      47.2004,50
    

                                                                
Dus zelfs met behulp van deze extreme claims vormden de Armeniërs niet meer dan eenderde van de bevolking van de provincies. Volgens de Encyclopedie Britannica van 1910, vormden de Armeniërs slechts 15% van de bevolking van het gehele gebied, waardoor het zeer onwaarschijnlijk wordt dat zij ooit onafhankelijkheid in een deel van het Ottomaanse Rijk hadden kunnen verkrijgen zonder substantiële buitenlandse hulp die nodig geweest zou zijn om de Turkse meerderheid te verdrijven en hun plaats te laten innemen door Armeense immigranten.

Rusland gebruikte de Armeniërs eigenlijk alleen voor haar eigen doel. Zij was niet echt van plan om een onafhankelijke Armeense staat te creëren, noch op eigen bodem noch binnen het Ottomaanse grondgebied. Zodra de Russen de Kaukasus hadden overgenomen was hun politiek gericht op russificering van de Armeniërs en het onder de Russische controle brengen van de Armeense Gregoriaanse Kerk op hun grondgebied. Door de Polijenia Wet van 1836 werden de macht en de plichten van de Catholicos van Echmiadzin beperkt, terwijl deze kerkvorst voortaan benoemd werd door de Tsaar. In 1882 werden alle Armeense kranten en scholen in het Russische Rijk gesloten en in 1903 nam de staat de controle over van alle financiële bronnen van de Armeense Kerk alsook van de Armeense vestigingen en scholen. Tezelfdertijd kondigde de Russische Minister van Buitenlandse Zaken Lobanov-Rostowsky zijn idee van ‘Een Armenië zonder Armeniërs’ aan, een idee dat opzettelijk door Armeense propagandisten en schrijvers van de laatste tijd wordt toegeschreven aan de Ottomaanse overheid. Wat de reden ook was, de Armeniërs werden door de Russen ernstig onderdrukt. De Armeense historicus Vartanian zegt in zijn Geschiedenis van de Armeense Beweging: “Ottomaans Armenië was geheel vrij in haar tradities, godsdienst, cultuur en taal in vergelijking tot het Russische Armenië onder de Tsaren“. Edgar Granville schrijft: Het Ottomaanse Rijk was voor de Armeniërs de enige bescherming tegen de Russische onderdrukking“.

De gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog laten duidelijk zien dat het de bedoeling was van de Russen om de Armeniërs te gebruiken om Oost Anatolië te kunnen annexeren en niet om een onafhankelijk Armenië te vormen. In geheime overeenkomsten gesloten door de Entente machten aangaande de verdeling van het Ottomaanse Rijk, werd het gebied dat de Russen aan de Armeniërs hadden beloofd als een autonoom of onafhankelijk gebied verdeeld tussen Rusland en Frankrijk zonder ook maar enige verwijzing naar de Armeniërs, terwijl de Tsaar op de protesten van de Catholicos van Echmiadzin slechts antwoordde dat “Rusland geen Armeens probleem had“.

De Armeense schrijver Borian kwam tot de conclusie:

Tsaristisch Rusland heeft nooit een Armeense autonomie gewild: daarom moet men de Armeniërs die streefden naar Armeense autonomie slechts beschouwen als agenten van de Tsaar in zijn streven om Oost Anatolië bij Rusland te voegen.”

De Russen hebben de Armeniërs jarenlang bedrogen, en als resultaat hiervan werd hun niets anders gelaten dan een niet te realiseren droom.

Sayfalar: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13


Comments

Bir yanıt yazın

E-posta adresiniz yayınlanmayacak. Gerekli alanlar * ile işaretlenmişlerdir